Na de in de jaren vijftig en zestig geleverde trolleybussen van de merken BUT en Leyland, werden met de komst van de serie 167-176 in 1974/75, in Arnhem voor het eerst trolleys van het merk DAF geïntroduceerd. Daarmee sloot men aan op de toenmalige standaardisatie in met name het streekvervoer. Het chassis was van het bekende type DAF MB200, maar de plaats van de DAF-dieselmotor was ingenomen door een elektrische tractiemotor van het merk Kiepe. Extra accu’s zorgden er bovendien voor dat in noodgevallen een DAF-trolley ongeveer een kilometer op eigen kracht kon afleggen, zonder bovenleiding. De carrosserie van de DAFs was gebouwd door Den Oudsten, volgens haar beproefde standaardconcept. Zij het dat de deurindeling enigszins afweek: in Arnhem was het door de gemeenteraad namelijk voorgeschreven dat nieuw te leveren stadsbussen voorzien moesten zijn van een uitstapdeur áchter de achteras. De historische reden hiervoor was een ongeval met dodelijke afloop, waarbij een uitstappende passagier bij het wegrijden van de bus terechtkwam onder de achteras. Sinds die tijd was een middendeur in nieuwe gemeentelijke bussen taboe. Nadat de DAF-trolleys in 1986 vernummerd waren in 121-130, volgde in de jaren 1990 tot 1995 de afvoer van deze serie. De 128 (ex 174) ontsprong de dans van sloop en bleef bewaard voor museumdoeleinden.
|