Terug naar overzicht
De geschiedenis van deze bus |
|
Voor de uitbreiding en vervanging van het naoorlogse wagenpark van de grotere streekvervoerbedrijven, veelal dochtermaatschappijen van de Nederlandse Spoorwegen, waren media jaren vijftig verschillende merken in de race. Als grote winnaar kwam Leyland uit de bus. Jarenlang zouden de robuuste bussen van dit Engelse merk het gezicht van het streekvervoer bepalen, zeker op de drukkere lijnen. Behalve Verheul leverde ook de Utrechtse fabriek van Werkspoor een groot deel van de carrosserieën voor de Leylands. De bussen van Werkspoor hadden een heel opvallend kenmerk, namelijk een bolle vooruit. Dit was een vinding waar Werkspoor patent op had. Deze ruit zorgde er voor dat de chauffeur in het donker geen hinder ondervond van weerkaatsing van de interieurverlichting in de vooruit. Door hun afwijkende ruit, die later ook door ander carrosseriebouwers werd toegepast, kreeg dit bustype de bijnaam “bolramer”. Veel bedrijven hadden bolramers in dienst. Ook de WSM, de Westlandsche Stoomtramweg Maatschappij, die het vervoer in de driehoek Den Haag – Rotterdam – Hoek van Holland verzorgde. Bij de WSM arriveerde in 1958 een eerste serie van vijf bolramers. In 1969 ging het bedrijf op in het nieuwe streekvervoerbedrijf Westnederland (WN). Ook het wagenpark ging over en geleidelijk aan maakte het WSM-blauw plaats voor het streekgeel. De oudste ex-WSM bolramer, autobus 4697, werd door toedoen van enkele WN-chauffeurs, die daartoe de “Werkgroep WSM” hadden gevormd, behoed voor de sloop. Dankzij WN werd de bus in 1982 weer in zijn oude WSM-luister hersteld en overgedragen aan de SVA, waarbij de werkgroep WSM de beheerder bleef. |