In de jaren zestig en zeventig leek het merk Leyland bijna het monopolie te hebben in het streekvervoer. Toch waren er vervoerbedrijven die een voorkeur voor andere merken hadden en die nooit Leylands in dienst stelden.
Eén van die bedrijven was de al eerder genoemde BBA. Dit Brabantse bedrijf was jarenlang een trouwe klant van Volvo. Zowel voor het stads- als het streekvervoer nam de BBA in de loop der jaren vele bussen van dit Zweedse merk in dienst. Veelal waren deze voorzien van een carrosserie van ZABO.
Medio jaren zestig schafte de BBA, naast tien ZABO’s, echter een serie van 32 lijndienstwagens aan met een opbouw van Verheul. Deze carrosserie kwam in grote lijnen overeen met de opbouw van de SVA-museumbus 38. Zij het dat de Brabantse bussen waren voorzien van een aparte uitstapdeur, achter de achteras. Voor die tijd waren het bussen met een uitzonderlijk grote capaciteit. Op zit- en staanplaatsen tezamen konden zo’n 95 personen worden vervoerd.
Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig ging deze serie buiten dienst, waarna in 1981 twee exemplaren in het SVA-wagenpark terecht kwamen. De 431, die werd omgebouwd tot promotiebus annex “rijdende SVA-winkel” en de 432, als museumbus.
Deze 432, die in 1977 nog was ingericht om ook als instructiebus dienst te doen, had als een van de weinige uit zijn serie de oorspronkelijke bruine BBA-kleur met blauwe band behouden. Bij de overdracht aan de SVA had de bus er ruim 955.000 kilometer op zitten. De Regio Brabant ontfermde zich over deze Volvo en zorgde er in de loop der tijd voor dat hij piekfijn werd gerestaureerd. Ook hierbij werd weer veel steun ondervonden van de oude eigenaar van de bus, de BBA.
|