Voor haar stadsdiensten in onder andere Breda, Den Bosch en Tilburg, stelden de Brabantsche Buurtspoorwegen en Autodiensten (BBA) in 1947 een serie van 51 Ford-trambussen in dienst. Hiervan hadden er 40 een carrosserie van Verheul, terwijl de overige elf bussen door Jongerius uit Utrecht van een opbouw waren voorzien.
In vergelijking met die van Verheul, hadden de carrosserieën van Jongerius een wat minder rechte en een daardoor iets elegantere voorkant. Begin jaren vijftig werd een deel van de BBA-Fords omgebouwd. Ze kregen een nieuwe carrosserie van ZABO en ook werd de benzinemotor vervangen door een zuiniger Perkins-diesel.
Bus 353, de latere SVA-museumbus, onderging dit lot echter niet. In onverbouwde staat werd de wagen verkocht aan de GTW, de Geldersche Tramwegen in Doetinchem. De GTW gebruikte de Ford een tijdlang als leswagen, maar in 1964 werd hij buiten dienst gesteld en voor museumdoeleinden bewaard. Vervolgens werd de bus in 1970 overgedragen aan de SVA, die in goed overleg met de GTW besloot het voertuig te restaureren in de oorspronkelijk staat. Dus als stadsbus van de BBA.
De restauratie kwam in een stroomversnelling terecht toen de bus in 1982 terug ging naar het Brabantse land en onder de hoede kwam van de Regio Brabant. Mede dankzij de grote steun die de BBA als voormalig eigenaar van de bus op allerlei gebieden leverde, slaagde de werkgroep er in de bus in een zeer fraaie, originele en rijdbare staat te restaureren. Samen met zijn Arnhemse soortgenoot, SVA-museumbus 51, geeft deze wagen een goed beeld van het bus materieel dat in de jaren veertig en vijftig zo kenmerkend was voor de stadsdiensten in veel gemeenten.
|
